STBY, Gemeente Amsterdam, verschillende Stadsdeel-teams (bijvoorbeeld Buurt – & Straatmanagers, Programma Fiets, Handhaving, Groen, Spelen, Ingenieursbureau), openbaar vervoer organisaties, ondernemersverenigingen, wijkcentra, bewonersorganisaties
Energie & duurzaamheid
Gezondheid & zorg
Inclusieve samenleving
Fysieke leefomgeving
Centraal startpunt van elk van de Straatlab-projecten is dat de gemeente graag in onderling overleg met bewoners, ondernemers en bezoekers wil verkennen wat de wensen, verwachtingen en voorkeuren zijn t.a.v. duurzame mobiliteit en gezamenlijk gebruik van de publieke ruimte. Beleidsmatig zijn er meestal wel wat kaders vastgesteld, maar daarbinnen zijn zeker nog keuzes te maken en kan er ingespeeld worden op voorkeuren die gezamenlijke draagkracht hebben.
De traditionele methodiek van eerst plannen ontwikkelen en dan een inspraakavond houden, bevalt en voldoet hiervoor niet. Van beide kanten wil men graag in een vroeger stadium en meer proactief in gesprek zijn om tot aansprekende oplossingen te komen. Sommige projecten zijn gericht op een aanstaande en ingrijpende herinrichting van een bepaalde straat of buurt, terwijl andere projecten zich richten op verbetering van drukke hotspots in de stad. Soms gaat het om het creëren van meer ruimte voor voetgangers in nauwe straten, soms om het vinden van betere oplossingen voor fiets- en autoparkeren in drukke buurten, en soms om het creëren van meer mogelijkheden voor groen, spelen, verblijven en ontmoeten.
Amsterdam is op deze manier bezig met een stapsgewijze transitie om het gebruik van de publieke ruimte menselijker, schoner en veiliger te maken en wil graag dat iedereen deel uit kan maken van het overleg hierover. Het gaat hier niet om het uitrollen van een gedetailleerde blauwdruk, maar om het specificeren van precieze plannen binnen grofmazig gestelde beleidskaders. De belangrijkste dilemma’s zijn geen kleine triviale ontwerpissue’s, maar strategische afwegingen die deel uitmaken van een bredere transitie t.a.v. duurzaam en gezond gebruik van de publieke ruimte in de stad. De gemeente wil hier graag input voor krijgen en ruggespraak over hebben van belanghebbenden, in plaats van eenzijdige, top down-beslissingen te nemen.
Gezamenlijk aangaan van complexe transities
Steden hebben te maken met meerdere urgente maatschappelijke uitdagingen, die onderling met elkaar samenhangen in een complex transitieproces:
De stad is behoorlijk vol en de beschikbare publieke ruimte is beperkt. Auto’s (rijden en parkeren) hebben lange tijd prioriteit gehad, maar dat is langzamerhand aan het veranderen. Meer prioriteit is gewenst voor duurzame mobiliteit en meer groen en ook voor meer bewegen, ontmoeten en spelen. Dit is een grootschalige en complexe transitie, waarbij een reeks van keuzes gemaakt moet worden voor subtiele aanpassing in loop der tijd. Hierbij komen veel verschillende, maar onderling samenhangende dilemma’s aan de orde. De stad is geen ‘blank canvas’ waar je zomaar opnieuw kunt beginnen met een schone ontwerp-lei. En om de veranderingen haalbaar te maken, moet de gemeente ook zoveel mogelijk werken binnen bestaande onderhouds- en vervangingsschema’s.
Meedenken aan de verandering
Beleidsmakers en ambtenaren willen graag input van inwoners op deze vraagstukken voor het ontwikkelen van nieuw beleid en het in gang zetten van projecten en ze zijn daarbij op zoek naar een sterkere betrokkenheid vanuit de bewoners en andere gebruikers van de stad (zoals ondernemers, werkenden en bezoekers). Het gaat hierbij zowel over de richting als de snelheid van veranderingen. Er kunnen wel degelijk keuzes gemaakt worden, mits deze binnen de gestelde beleidskaders passen.
De intentie is om voorbij te komen aan een traditionele inspraakavond – waar de overheid al een gedetailleerde blauwdruk van heeft klaarliggen – en omwonenden eigenlijk alleen nog bezwaar kunnen maken. Dit is echter ook een lastige uitdaging, omdat van beide kanten historisch opgebouwde reflexen meespelen. Bijvoorbeeld: bewoners kunnen soms argwanend tegenover de overheid staan, wat het moeilijk maakt hen te overtuigen dat er echt nog ruimte is om mee te denken. En beleidsmakers en ambtenaren vinden het soms lastig om een open gesprek aan te gaan, omdat ze makkelijk in de rol van de ‘bad guy’ geplaatst worden en daarmee vooral in de verdediging gedrongen worden. Van beide kanten is het belangrijk om niet in dergelijke traditionele wij-zij-gesprekken terecht te komen, maar juist een open dialoog aan te gaan. De rol van een neutrale gespreksleider is hierbij heel nuttig en STBY vervult deze rol als onderdeel van de Straatlab-aanpak die in deze casestudy beschreven staat.
Een voorbeeld van een recent project is een uitgebreid participatietraject in de Gerard Doubuurt (deel van De Pijp in Stadsdeel Zuid). De openbare ruimte in deze buurt was toe aan een grote onderhoudsbeurten Stadsdeel Zuid wilde hier graag in een vroeg stadium buurtbewoners en ondernemers bij betrekken. In onderlinge samenwerking is een adviesdocument opgesteld met een hele reeks verbetersuggesties voor de openbare ruimte in de buurt. Dit ‘Openbare Ruimte Plan’ is te vinden op de website van het Stadsdeel. Het overleg over de verbetersuggesties verliep over een periode van negen maanden en kende diverse ups en downs. Tijdens de hele periode was er een ‘procesadviesgroep’ van vertegenwoordigers van alle betrokken partijen (bewoners, ondernemers, ambtenaren en beleidmakers) die ongeveer elke twee maanden bijeenkwamen, gefaciliteerd door STBY. Er was budget voor twee grote buurtpeilingen en gezamenlijk werd besloten welke methodes hiervoor ingezet gingen worden. De eerste buurtpeiling was een online interactieve kaart waar iedereen uit de buurt plekken aan kon geven die aandacht nodig hadden en welke suggesties voor verbetering ze hadden. STBY heeft dit vervolgens verwerkt in een rapport dat weer gedeeld is met de buurt. De tweede buurtpeiling was een serie Straatlabs waarin betrokkenen uit de buurt in groepjes met elkaar in gesprek konden gaan over prioriteiten, voorkeuren en afwegingen t.a.v. de verschillende verbetersuggesties. (Vanwege de pandemie zijn deze Straatlab-sessies online gehouden, wat jammer was, maar ook prima verliep.) Alle suggesties vanuit de buurt zijn door STBY samengebracht in een eindrapport, dat vervolgens als input is gebruikt door ontwerpers van het Stadsdeel om het uiteindelijke Openbare Ruimte Plan op te stellen.
Het participatieproject in de Gerard Doubuurt is een voorbeeld van een langlopende uitwisseling tussen de gemeente en betrokkenen uit de buurt. Verschillende andere Straatlab-projecten hadden een veel kortere looptijd, vaak zo’n drie maanden. Zoals bijvoorbeeld het Straatlab over de drukte in de Haarlemmerstraat/-dijk, waarbij de gemeente naar kortetermijnsuggesties zocht voor de verbetering van zowel verkeersstromen (fietsers, scooters en auto’s), parkeren (fietsen, scooters, auto’s en laden/lossen) als ruimte op de stoep voor voetgangers. Voor dit Straatlab is eerst een algemene peiling in de buurt gedaan met een online enquête, gevolgd door een serie van uitgebreide groepsgesprekken met betrokkenen uit de buurt. Een gedetailleerde beschrijving van dit project en de gebruike Straatlab-methode staat beschreven in het Engelstalige boek ‘Seeing the City’.
Straatlabs: verkennen van voorkeuren en genereren van ideeën
STBY heeft voor deze projecten een aanpak ontwikkeld die we ‘Straatlabs’ noemen. In deze aanpak spelen verschillende Key Enabling Methodologies (KEMs) een centrale rol:
Participatie & Co-creatie
De belangrijkste methode binnen de Straatlab-aanpak is een serie van co-creatieve sessies met bewoners, ondernemers/werknemers en bezoekers van een bepaalde buurt. Dit is een succesvolle manier gebleken om open in gesprek te gaan met een willekeurige mix van mensen, inclusief toehoorders vanuit de gemeente.
Per Straatlab-sessie zijn er ongeveer 30 tot 40 deelnemers, die in kleine groepjes met elkaar in gesprek gaan. Elke tafel heeft een gespreksleider van STBY.
Het gesprek aan de tafels is open, maar wel goed voorbereid en gestructureerd. Mensen kunnen in principe alles zeggen, als het maar relevant is m.b.t. het onderwerp en ook met respect voor de andere deelnemers. De gespreksleider zorgt ervoor dat iedereen voldoende aan het woord komt en dat de gemaakte opmerkingen goed gedocumenteerd worden. Aan de meeste tafels zitten ook één of twee mensen vanuit de gemeente die meeluisteren, en die eventueel nadere toelichting kunnen geven als er vragen opkomen, bijvoorbeeld over wat wel of niet mogelijk is. Zij hebben geen formele rol om de gemeente te vertegenwoordigen in het gesprek en kunnen ook als mede-Amsterdammers aan de conversatie deelnemen.
Van elk project vinden meerdere sessies op meerdere dagen en tijdstippen plaats, om zo veel mogelijk mensen de kans te geven om mee te doen en ook om de belangrijkste thema’s die in de verschillende sessies opkomen te kunnen vergelijken. Als een bepaald idee herhaaldelijk opkomt en weerklank krijgt in verschillende sessies, dan zit er waarschijnlijk wel iets in.
Dit aspect van de Straatlab-aanpak bouwt voort op KEM-methodieken zoals participatorisch onderzoek en participatief ontwerp. Een combinatie van kwalitatief diepteonderzoek (met aandacht voor persoonlijke behoeften, voorkeuren en motivaties) en gezamenlijke ideegeneratie (waarbij mensen onderling in gesprek gaan over het combineren van hun verschillende ideeën).
Voor verschillende projecten hebben we naast de groepsgesprekken ook andere methoden toegepast, zoals enquêtes, intercept-interviews, observaties en desk research. Dit om meerdere vormen van input uit de buurt te kunnen combineren en ook om het bereik te verbreden.
Visie & Verbeelding
De rol van het STBY-team in deze projecten is niet alleen die van onderzoekers, maar ook van ontwerpers. We gebruiken onze creativiteit in het voorbereiden van materialen om het gesprek tijdens de Straatlabs te stimuleren, te focussen en ook te documenteren. In de rapportfase, na een gedegen analyse van de verzamelde data, gebruiken we tevens onze creatieve vermogens om ‘inspiratiebeelden’ te maken die op een visuele manier aan te geven welke suggesties/ideeën/visies opkwamen in de Straatlabs en op een aansprekende manier uitgewerkt zijn. We gaan hierbij niet op de stoel zitten van de uiteindelijke ontwerpers bij het gemeentelijke ingenieursbureau. We geven vooral ‘oplossingsrichtingen’ aan waarvan we weten dat ze draagvlak hebben binnen de gemeenschap.
Dit aspect van de Straatlab-aanpak bouwt voort op de KEM-methodieken zoals storytelling en visualisaties. Terugkerende thema’s en signalen uit de feedback van de deelnemers aan de Straatlabs worden tot expressie gebracht in aansprekende korte verhaaltjes en beelden – vaak door gebruik te maken van foto’s, citaten en illustraties. Hierbij is het belangrijk om zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke data te blijven en deze goed samen te brengen in een samenvatting die helder te communiceren is. Het gaat hier om toekomstige veranderingen, dus enige verbeeldingskracht is nodig om de kern van het idee helder over te brengen. Tegelijkertijd willen we niet de indruk wekken dat dit definitieve ontwerpen betreft, dus de schetsen worden expres vrij grof gehouden.
Systeemverandering
Straatlabs dragen als middel bij aan systeemverandering op twee niveaus:
Door regelmatig met alle stakeholders open in gesprek te gaan (aanpak) is de kans op een positieve systeemtransitie (uitkomst) groter.
Dit aspect van de Straatlab-aanpak bouwt voort op methodieken zoals Pragmatische Reflexiviteit en Dialogic Design. Hierbij staat het bijdragen aan transities door een open, gezamenlijk proces van exploratie van een vraagstuk en het actiegericht genereren van ideeën voor oplossingen centraal. Het gaat hierbij vooral om gezamenlijk experimenteren en leren, met gevoeligheid voor onderliggende spanningen en machtsstructuren en een gezamenlijke inspanning om hier door open dialoog aan voorbij te komen.
Mix van korte- en langetermijnveranderingen
De resultaten van elk project zijn een mix van direct te implementeren lokale aanpassingen en op langere termijn verder te ontwikkelen en te realiseren verbeteringen voor de bredere stad. Sommige verbeteringen zijn relatief makkelijk en snel te verwezenlijken omdat ze binnen het mandaat en budget van een bepaalde afdeling vallen. Vooral de wat kleinere lokale verbeteringen in specifieke straten en buurten zijn vaak op korte termijn na het afronden van een Straatlab-project uitgevoerd, wat als direct resultaat heel prettig is voor alle betrokkenen. Veel van de overige, grotere gewenste oplossingen grijpen in op het systeemniveau van de stad en zijn vaak niet o.b.v. één project in gang te zetten (zoals bijvoorbeeld bouwen van grote ondergrondse fietsparkeergarages, of de stapsgewijze vermindering van het aantal autoparkeerplekken in de buurten). Voor de uitvoering van deze verbeteringen is o.a. samenwerking tussen verschillende afdelingen nodig en dit kost meestal meer tijd. Uit de resultaten van de opeenvolgende Straatlabs bleek wel duidelijk het toenemende momentum voor deze grote veranderingen, waardoor het vertrouwen in de gemeente over de doorvoer ervan tevens toenam en sommige van deze veranderingen inmiddels in gang gezet zijn.
Verschillende uitkomsten van de Straatlabs waren een positieve verrassing, omdat ze meer draagkracht bleken te hebben dan velen hadden verwacht:
Sommige signalen in de uitkomsten van de Straatlabs zijn op dit moment nog te speculatief en omstreden om al in concrete verbetersuggesties uitgewerkt te kunnen worden. Deze signalen wijzen in de richting van nog openstaande vraagtekens die in de toekomst nader verkend zouden moeten worden: